Hallo! Mijn naam is Laura Hulsbosch, geboren in 1985 in Amersfoort. Tegenwoordig woon ik met mijn gezin in het prachtige Hanzestadje Harderwijk en rij ik dagelijks heen en weer naar De Stichtse Hof in Laren, waar ik werkzaam ben als Sociaal Agoog.
Na mijn afstuderen als Sociaal Pedagogisch Werker in 2004, kon ik direct aan de slag als activiteitenbegeleider in een woonzorgcentrum. Hierin heb ik op verschillende plekken en met verschillende doelgroepen een aantal jaren veel ervaring op mogen doen, waarna ik graag weer wilde studeren. In 2011 pakte ik dan ook de studie Social Work op en mocht ik in 2015 mijn diploma in ontvangst nemen. Vervolgens ben ik in 2018 afgestudeerd als Ervaringsdeskundige en GGZ-agoog.
Gedurende mijn opleidingen bleef ik steeds in de ouderenzorg werkzaam. Onder andere als dagbestedingscoach, teamcoach en projectleider.
Hoewel ik die functies leuk en uitdagend vond, was ik vooral zeer geïnteresseerd in gedrag van mensen, en daarbij in het bijzonder in het -soms uitdagende- gedrag van mensen met een vorm van dementie. Ik zag in de praktijk dat dit gedrag soms moeilijk te begeleiden is in het verpleeghuis en ook lang niet altijd goed uitgelegd of begrepen wordt.
De Sociaal Agoog
Vivium Zorggroep ontwikkelde hiervoor de functie van de Sociaal Agogisch Werker. Iemand die kijkt naar het (onbegrepen) gedrag van mensen met dementie, dit probeert te begrijpen en vervolgens samen met de bewoner en het zorgteam aan de slag gaat om zo goed mogelijke persoonsgerichte zorg te bieden. Een functie die mij op het lijf geschreven is en die ik met beide handen aangreep!
We zijn allemaal mensen
Een mens is meer dan alleen zijn neurologische stoornis (vorm van dementie). Náást dat wat er in het brein gebeurt, heeft iemand ook nog te maken met een fysieke conditie (denk aan bijvoorbeeld het nog goed mobiel zijn en kunnen lopen, pijn of een blaasontsteking), een levensgeschiedenis (alles wat er in je leven gebeurd is), een eigen persoonlijkheid (bijvoorbeeld de verschillen tussen iemand die introvert of juist extravert is) en de relaties en omgang met andere mensen. Dit alles bij elkaar, maakt eenieder tot een uniek mens. Ieder mens heeft daarbij ook zo zijn eigen gewoontes en verschillende behoeften. Denk maar eens aan hoe u 's morgens uw bed uit komt. De één zet als eerste zijn bril op als hij wakker wordt, de ander gaat meteen naar de WC en de volgende poetst eerst zijn tanden.
Dit verandert niet als iemand dementie krijgt. We zíjn niet de ziekte. Onze bewoners zíjn niet dement. Ze zijn mens. En ze hébben dementie.
Wat gaat er anders bij mensen met dementie?
Als iemand hersenschade heeft, verdwijnt vaak het decorum. Dat wat wij heel normaal vinden en aangeleerd hebben. Niet praten met je mond vol, netjes op je beurt wachten, niet meteen beginnen met schreeuwen maar gewoon iets vragen, eten met mes en vork. Mensen met hersenschade reageren veel meer vanuit een eerste impuls en bedenken hierbij niet meer of iets wel of niet gepast is.
Daarnaast zien we vaak dat mensen bepaald gedrag gaan vertonen vanuit angst of ongemak. Gaan roepen omdat je jeuk hebt of naar het toilet moet bijvoorbeeld. Iemand met dementie voelt dan iets ongemakkelijks, maar kan niet aangeven wat er precies aan de hand is of wat hij nodig heeft.
Ook is er soms sprake van een nare gebeurtenis in het verleden. Iemand die in zijn kindertijd ooit eens bijna verdronken is, kan het ineens heel eng vinden om met water in aanraking te komen en zo bij het wassen of douchen enorm gaan knijpen, schreeuwen en slaan.
De rol van de Sociaal Agoog bij de bewoner
Als Sociaal agoog kijk ik samen met de verzorging, de praktijkverpleegkundige, de arts en de psycholoog naar dit gedrag. Gezamenlijk komen we dan tot een plan. De agoog gaat meestal eerst het gedrag observeren samen met de verzorging. Hierbij kijken we heel precies naar wat er gebeurt in het moment dat het gedrag plaatsvindt, maar ook naar wat er zich voorafgaand en naderhand voor heeft gedaan. We stellen onszelf hierbij vaak een aantal vragen. Bijvoorbeeld; is er sprake van een ongemak, zoals pijn, jeuk of een blaasontsteking wat dit gedrag kan verklaren? Tevens gaan we in gesprek met de 1e contactpersoon. Deze kan ons vaak iets vertellen over gebeurtenissen van vroeger en over iemands persoonlijkheid.
Samen proberen we zoveel mogelijk puzzelstukjes bij elkaar te krijgen om gedrag te verklaren. Niemand bedenkt 's morgens als hij wakker wordt “Zo, vandaag ga ik eens lekker de zusters jennen”. Gedrag komt áltijd ergens vandaan. Soms lukt het heel goed om gedrag te verklaren en soms blijft het bij een hypothese.
Interventies: zoeken naar oplossingen
Samen met het zorgteam gaan we vervolgens zogenaamde interventies inzetten en bedenken om dit gedrag om te kunnen buigen naar meer gewenst en beter hanteerbaar gedrag.
Dit moeten wij doen, want de bewoner kan dit zelf vaak niet meer. Die is meestal niet meer in staat om te reflecteren op zijn eigen gedrag.
Als de bewoner zijn gedrag niet zelf meer kan aanpassen, ligt de bal dus bij ons als hulpverleners. Een andere actie, geeft een nieuwe reactie. Wij zijn wél in staat om ons gedrag aan te passen en een ander soort reactie bij de bewoner uit te lokken. Dus gaan we op zoek naar manieren waarbij een bewoner zich prettiger voelt.
Echter, ook hulpverleners zijn gewoontedieren. Dus ook al kunnen wij wel reflecteren op ons gedrag, dan is het nog steeds soms best ingewikkeld om iets wat je al jaren zo doet, ineens op een nieuwe manier te doen. De andere kant van onze rol als Sociaal agoog is dan ook om zorgverleners hierin te ondersteunen. Om hen te helpen en te coachen in het inzetten van ander gedrag.
Hoe dat er dan in de praktijk uit ziet?
Het verhaal van Bram
Bram (84) verplaatst zich door De Stichtse Hof in een zogenaamde trippelrolstoel. Het lopen lukt niet zo goed meer, maar als hij in een rolstoel zit zonder beensteunen, kan hij zichzelf prima voortbewegen door te “trippelen”. Zo maakt hij dagelijks een rondje over de afdeling.
De laatste tijd laat Bram zich echter steeds vaker uit de rolstoel, op de grond glijden. De eerste reflex van de verzorging is natuurlijk dat je een meneer van 84 niet plompverloren op een harde grond kan laten zitten. Dus wordt er steeds versterking geroepen en met een "één, twee, hupsakee” wordt Bram weer in zijn stoel gehesen. Dat is nog een beste klus, want Bram is 1.90 meter lang en flink aan de maat. De tillift biedt hierbij gelukkig iets verlichting.
Na een paar dagen gaat Bram steeds vaker op de grond zitten. Het is bijna elk uur wel een keer raak. Als ik op de afdeling kom zegt zuster Nida wanhopig “Laura, dit kan zo niet hoor! Ik krijg ontzettende rugklachten van die man! Zelfs hem in de tilmat krijgen is een heel gedoe”. Dus proberen ze het van de stoel afglijden te voorkomen door de rolstoel een stukje naar achteren te kantelen. Bram moet nu als het ware eerst een heuveltje over. Dit lukt hem niet goed. Probleem opgelost, zou je denken.
Helaas, zo simpel is het niet. Bram wíl nog steeds op de grond zitten. Nu hij dat niet meer kan, begint hij te zomaar plompverloren keihard te schreeuwen. Best logisch als je er over nadenkt...hij wordt immers beperkt in zijn vrijheid.
We gaan om tafel. De arts, de familie, de psycholoog en het zorgteam schuiven aan. De arts gaat samen met de zorg eerst bekijken of er een lichamelijke oorzaak kan zijn. Heeft Bram problemen met zijn ontlasting misschien? Een blaasontsteking?
De familie geeft aan dat Bram altijd last had van evenwichtsstoornissen. Aha! Dat zou een goede verklaring zijn voor het op de grond gaan zitten. Als je heel duizelig bent, ben je bang om te vallen. Zelf op de grond gaan zitten kan dan een veilig gevoel van stabiliteit geven.
Ook vertelt de familie dat Bram in Indonesië geboren is. Daar zat hij als kind meestal op de grond. Het kan best zijn dat dit hem een prettig en vertrouwd gevoel geeft.
Als agoog ga ik aan de slag met het zorgteam. Het voelt voor hen gek en zelfs een beetje disrespectvol om Bram op de grond te laten zitten. Maar als we goed naar hem kijken, hem observeren en zijn levensverhaal goed interpreteren, begrijpen we dat dit voor Bram juist een veilige plek is. Dat het respectvol is om hem hierin te volgen en te faciliteren.
We spreken af dat de familie bij de IKEA een speelmat koopt. Als Bram op de grond gaat zitten, verplaatsen we hem op de mat, waardoor hij iets zachter en comfortabeler zit en minder koud wordt. De verzorging haalt indien nodig een dekentje voor hem. Als we Bram zijn gang laten gaan en hem observeren, in plaats van meteen van de grond af halen, blijkt Bram zichzelf naar een muur te verplaatsen en daar tegen aan te gaan zitten. Dus zorgen wij voor een kussen in zijn rug.
Wanneer we Bram even met rust laten, zien we dat hij weer rustiger wordt als hij een poosje op de grond heeft kunnen zitten. Soms eet hij zelfs zijn avondmaaltijd op de grond op. Meestal wil hij na een half uurtje wel weer op zijn stoel. Daar blijft hij vervolgens dan ook veel langer tevreden mee.